Ontdek de schoonheid van het Waaltjesbos, op de grens van Lommel, Mol en Balen. Dit jonge domeinbos van 205 hectare nodigt je uit om te wandelen, te fietsen en te genieten van de prachtige natuur.
Het bos dankt zijn naam aan de grote instroom van Waalse inwijkelingen die zich hier vestigden omstreeks 1800. Op zoek naar werk konden ze hier terecht in de plaatselijke industrie. In het Waaltjesbos wordt vooral voorrang gegeven aan stille recreatie: fietsers en wandelaars kunnen op een rustige manier kennismaken met dit deelgebied.
Tip: Volg de Natuurloop routes van 5 of 10 km voor een leuke wandeling!
Het bos bestaatuit jonge aanplantingen van zowel naald,- loof-, als gemengd bos. Je komt er vooral zomer- en wintereik tegen. Omwille van de jonge leeftijd van het bos ontbreken de "echte" bossoorten, maar wie weet komt dat nog wel. Met wat geluk spot je hier zelfs een nachtzwaluw of boomleeuwerik.
Om Waaltjesbos eind jaren '90 te kunnen beplanten werden de gronden onteigend van Umicore n.v. In 1904 werd in de nabijheid van het huidige Waaltjesbos gestart met de bouw van deze zink- en zwavelzuurfabriek. Vlakbij de fabriek verrees een planmatige aangelegde arbeiderswijk; het prille begin van het latere gehucht “Lommel Werkplaatsen”. In de jaren '20 vonden vele Lommelaars er werk in de metaalfabrieken. Deze waren een zegen voor de tewerkstelling, maar een ramp voor de leefomgeving. Ze stootten namelijk zoveel schadelijke gassen uit dat elk leven in een gebied van 700 hectare grotendeels werd vernietigd. Zelfs de “taaie” struikheide moest eraan geloven. In enkele decennia ontstond hier een woestijnachtige zandvlakte en zo kreeg het nabij gelegen gebied “Sahara” zijn naam. De wind kreeg vrij spel over de kale vlakten en joeg het zand voor zich uit naar de woonzone. Het stuifzand drong in de bossen, verstikte er de bomen en rukte op naar de stad. In de jaren '50 werden de fabrieken geleidelijk stilgelegd en in de jaren '70 werden ze gesloopt. Om van het oprukkende zand af te raken werd de vlakte beplant, voor een groot deel met grove den, want dat kon in die tijd nog dienen als stuthout in de mijngangen. Op andere delen werden gevlochten houtwallen aangebracht om het zand te stoppen en er werd mest aangevoerd om de gebieden als landbouwgrond te gebruiken. Enkel de kern van de “Lommelse Sahara” werd onaangeroerd gelaten; hier zijn de immense zandvlakten gebleven.